Je trekt regelmatig baantjes in het zwembad. Je denkt dat je goed kunt zwemmen en wilt tijdens jouw vakantie de plaatselijke recreatieplas oversteken. Je denkt dat dat moet lukken met jouw conditie. Halverwege de recreatieplas blijkt het toch verder zwemmen dan je dacht. Het water in het midden van de recreatieplas is enorm koud. Je spieren verstijven. Je kon toch goed zwemmen?
In dit geval blijk je zwemveilig te zijn in het zwembad, maar niet in een recreatieplas. In het zwembad heb je te maken met een gecontroleerde omgeving, aangename watertemperatuur en een overzichtelijke afstand naar de kant. Jouw vaardigheden zijn voldoende in een zwembad, maar niet voldoende in een recreatieplas. Dit voorbeeld geeft aan dat er verschillende niveaus van zwemvaardigheid zijn.
Nationale Norm Zwemveiligheid
Ieder niveau van zwemvaardigheid is gekoppeld aan een diploma van het Zwem-ABC. Je voldoet pas aan de Nationale Norm Zwemveiligheid als je het volledige Zwem-ABC op zak hebt. De Zwemdiploma’s A en B zijn tussenstappen naar het complete Zwem-ABC. Deze niveaus sluiten aan op de Nederlandse infrastructuur van zwemwater waar volwassenen en kinderen zwemmen:
- Zwemdiploma A: je beheerst vaardigheden voor een zwembad zonder attracties.
- Zwemdiploma B: je beheerst vaardigheden voor een zwembad met attracties, zoals een (wildwater)glijbaan, een golfslagbassin en een stroomversnelling.
- Zwemdiploma C: je beheerst vaardigheden voor een zwembad met attracties en in open water zonder stroming of grote golfslag, zoals recreatieplassen en bredere sloten/vaarten (behalve in de zee). Met dit diploma voldoe je aan de Nationale Norm Zwemveiligheid.